Open Monumentendag | Thema: Routes, netwerken en verbindingen
Wij stellen het zeer op prijs dat u een bezoek brengt aan de 38ste Open Monumentendag 2024 in onze fraaie Hanzestad Doesburg. In Doesburg zijn, naast een aantal musea, kerken, hofjes en tuinen, ook privéwoningen te bezichtigen. Daarin zijn wij redelijk uniek. Wij willen daarover graag een aantal zaken met u afspreken:
Tijdens uw bezoek in de privéwoningen
Realiseer u altijd dat u de woning van een ander betreedt; respecteer dat dit een privédomein is. Als bezoeker bent u te gast bij de eigenaren. Maak daarom géén foto's van het interieur. Het is aan de eigenaren wat zij u willen tonen. Bezoek daarom niet op eigen initiatief andere delen van de woning. Sommige monumenten kunnen zeer druk bezocht worden. Wij werken dan met een tijdslot. Een toelaatbaar aantal bezoekers kan worden binnen gelaten, waarna de deur zal worden gesloten. U kunt dan wachten op de volgende ronde.
Wij vertrouwen erop dat u onze voorwaarden aanvaardt en onze ‘open monumenten’ met respect bezoekt. Realiseer u dat uw gedrag bepalend kan zijn voor de toekomstige openstelling van monumenten door huiseigenaren. Wij danken u voor uw begrip.
Comité Open Monumentendag Doesburg 2024
Boekholtstraat 19 (Museum 40-45 De Maurits)
Rond 1880 werd op de hoek van de Boekholtstraat en de Heerenstraat een drieklassige school gebouwd, de Bijzondere Christelijke School, die in gebruik was van 1881 tot 1907. Tegenwoordig vind je hier twee panden: Boekholtstraat 17 en Boekholtstraat 19. Het linker deel van het gebouw is aangepast en kreeg een woonfunctie, in het rechterdeel is oorlogsmuseum ‘De Maurits’ gevestigd. In de voorgevels van beide panden zie je dat in de vlakverdeling van de oorspronkelijke gevel er een herhaling is in breedte van vensters en van steunpunten. In de gevel van Boekholtstraat 19 zijn de geveltraveeën van de twee hoge ‘klaslokaalramen’ het meest origineel. Later is er een van deze traveeën een deur geplaatst.
Het particuliere Museum De Maurits is eigendom van Sjors en Rosalie Riewald. De collectie is opgebouwd door de vader van Sjors, Herman Riewald. Zijn interesse voor de Tweede Wereldoorlog ontstond toen hij als jongetje op zijn zwerftochten door de uiterwaarden van de IJssel oud oorlogstuig vond, zoals bajonetten, en dit begon te verzamelen. De meeste voorwerpen zijn daarna verkregen door ruil of schenking. Als stille getuigen van die oorlogsjaren toont het museum gevechtsvoorwerpen, communicatiemiddelen, tijdschriften, propagandamateriaal, persoonsbewijzen, illegale blaadjes enzovoort. Voor de grote collectie oorlogsboeken (ca. 800 stuks) is slechts gedeeltelijk plaats.
In 1971 kreeg Sjors Riewald de beschikking over het pand Boekholtstraat 19. Voor die tijd was het opslagruimte en stalling van de VIVO-winkel, die er tegenover was gevestigd.
Boekholtstraat 22 -26 (Doesburgsche Mosterdmuseum)
In 1850 telde Doesburg nog zes ambachtelijke mosterdfabriekjes. Veel mosterdfabriekjes zijn ondertussen verdwenen, maar gelukkig is de Doesburgsche Mosterdfabriek nog springlevend. In 1974 verhuisde het fabriekje wegens gebrek aan ruimte naar de Boekholtstraat 22-26, waar een onbewoonbaar verklaarde woning werd omgetoverd tot een werkend mosterdmuseum en je nu kunt zien hoe op ambachtelijke wijze boerenmosterd wordt gemaakt. Het Doesburgsche Mosterdmuseum is tijdens Open Monumentendag 2024 vrij toegankelijk, je kunt het mosterdmuseum bereiken via de authentieke winkel. Museum, winkel en fabriek vormen samen een unieke plek waar je letterlijk en figuurlijk kunt proeven aan de rijke geschiedenis van de ambachtelijke mosterdmakerij.
Waarschijnlijk dateert dit pand uit 1615, dit blijkt uit nog aanwezige muurankers. Na ontpleistering van de voorgevel werd duidelijk dat, behalve in de zij- en achtergevel, ook in de voorgevel nog resten van vensters zaten. De getoogde bovendorpels van twee bakstenen kruisvensters bevinden zich nog in het muurwerk, alsmede een segmentboog van waarschijnlijk een deurpartij. In de eerste helft van de negentiende eeuw werden evenwel nieuwe raam- en deuropeningen ingebroken en kreeg het linkergedeelte een bedrijfsfunctie. Twee hemelwaterafvoeren markeren de scheiding tussen beide panden. Boven de deur van nummer 20 bevindt zich nog een muuranker met het woord ‘anno’. Het anker dat het jaartal aangeeft bevindt zich dus in het buurpand. Er is bij dit pand duidelijk een verband tussen gebouw en historische verkaveling.
Gasthuisstraat 21-39 (Gasthuishofje)
Het Gasthuishofje bestaat uit een hoofdgebouw, de voormalige ‘provenierswoningen’ en enkele appartementen aan de naastgelegen Gasthuisstraat. Het hoofdgebouw en de provenierswoningen zijn rijksmonumenten en liggen rondom een openbare binnentuin tegenover de Gasthuiskerk. Bij de laatste renovatie van de provenierswoningen (1973) zijn elke twee woningen samengevoegd tot één woning, waarbij de oude gevelindeling is gehandhaafd. Het Gasthuishofje telt daardoor negen (sociale) huurwoningen.
In de middeleeuwen vormden het hoofdgebouw met de kerk, de provenierswoningen en een brouwerij samen het Gasthuis. Het werd gesticht kort na 1337 en was in het begin bedoeld voor oude gebrekkige mensen en zieke of arme reizigers. De bierbrouwerij (Gasthuisstraat 13-17) was tot de negentiende eeuw een van de belangrijkste brouwerijen van de stad, in 1823 de werd de brouwerij omgebouwd tot lagere school.
De Gasthuiskerk kreeg later meer de functie van kapel, gewijd aan Sint Antonius, omdat het belangrijkste altaar aan Sint Antonius was gewijd.
De provenierswoningen (Gasthuisstraat 31-39) waren bedoeld voor mensen die het zich konden veroorloven een provenierswoning te kopen. Hun bezittingen vervielen dan na hun overlijden aan het Gasthuis, maar ze waren verzekerd van een goede verzorging op hun oude dag. Behalve huis¬vesting voor deze ‘kostkopers’ verstrekte het Gasthuis ook goederen in natura aan de armen. In de winter werden, tot in de negentiende eeuw, brood en andere voedingsmiddelen uitgedeeld.
Het Gasthuis mocht zelf varkens houden. De dieren liepen echter los in de stad en werden vermoedelijk door de burgers gevoerd. Het vlees van de geslachte varkens werd in de slachtmaand verdeeld onder de armen, de zogenaamde Antoniusvarkens. Het Gasthuishofje is eigendom van de stichting Gestichten Doesburg.
Gasthuisstraat 41 (Gasthuiskerk)
De Gasthuiskerk is een monumentaal kerkgebouw dat rond 1340 begon als gasthuis, als onderdeel van het complex ‘het Gasthuis’. In de loop der jaren werd het gebruikt als kerkgebouw door diverse geloofsgroepen. Vanaf 1790 was de kerk eigendom van de Lutheranen, vanaf 2000 werd de kerk ook gebruikt door Remonstranten. Voor hen is tegen de achterwand een zogenaamd kabinetorgel geplaatst; een pijporgeltje met pijpen uit het midden van de achttiende eeuw, afkomstig uit het ‘Fraterhuis’.
De kerk bestond oorspronkelijk uit een beuk met een zijbeuk. De zijbeuk is bij de inname van de stad in 1572 grotendeels vernield. De resten van de zijbeuk zijn nu nog te zien aan het metselwerk van het bestaande gebouw. Bij de verbouwing in 2013/2014 bleken ook de funderingsresten van de zijbeuk nog in de grond aanwezig te zijn.
De muurschilderingen en fresco’s in de kerk kwamen tevoorschijn tijdens de restauratie van 1967-1971. De achttiende-eeuwse kansel komt uit de voormalige Kruiskerk te Heerenveen, de Doesburgse antiquair en meubelmaker Romp restaureerde de vervallen kansel. Het orgel van de orgelbouwer Naber uit Deventer dateert uit 1845. Boven op de orgelkast staat het symbool van de Lutheranen: de zwaan die letterlijk en figuurlijk uit de vlammen herrijst.
De Gasthuiskerk is in 2010 door de toenmalige Gestichten van Weldadigheid Doesburg gekocht van de Lutherse gemeente. De Gestichten Doesburg heeft het gebouw in 2011 gerestaureerd en besloten de Gasthuiskerk geschikt te maken voor uiteenlopende, kleinschalige bijeenkomsten.
Dit leidde tot allerlei bouwkundige aanpassingen, zoals een nieuwe glazen toegang. Op de plaats van de zijbeuk is ook een nieuwe glazen aanbouw (foyer) geplaatst met grote eiken deuren naar de kerk, zodat beide ruimten bij evenementen samen kunnen worden gebruikt. Bij al deze aanpassingen werd de oude Gasthuiskerk zoveel mogelijk zichtbaar gehouden, zowel binnen als buiten.
Kerkstraat 4 (Grote of Martinikerk)
In 1237 kreeg Doesburg stadsrechten. Het stadje had weliswaar al een kerk, maar er verrees toen al snel een Romaanse kerk op de plek waar nu de laatgotische Martinikerk staat. De contouren van deze Romaanse kerk zijn in de vloer van de huidige Martinikerk zichtbaar gemaakt. De bouw van de Martinikerk begon rond 1380 en werd rond 1530 in de nu nog bestaande vorm en omvang voltooid. De Grote of Martinikerk werd de eeuwen daarna helaas geteisterd door meerdere rampen; op panelen in de Martinikerk wordt de woelige geschiedenis van de kerk uitgebreid verteld.
Zo werd de toren van de Martinikerk, die met zijn 94 meter de hoogste uitkijkpost van Gelderland is, op 15 april 1945 door de Duitsers opgeblazen. De herbouw van de toren werd in 1972 voltooid, compleet met het carillon en de luidklokken. Ook tijdens Open Monumentendag 2023 speelt de beiaardier het carillon met zijn 48 klokken meerdere keren. Ook zijn er torenbeklimmingen, zie het programma.
De kerk is nog in gebruik voor erediensten, maar om de kerk bruikbaar te maken voor concerten en dergelijke, zijn er twee serviceblokken gerealiseerd. In het noordelijke blok is op de eerste etage het Zilvermuseum gevestigd, waar een groot aantal fraaie zilveren mosterdpotjes te zien is.
De consistoriekamer aan de noordoostzijde van de kerk wordt gebruikt als stiltekapel, die alle dagen van negen uur ’s morgens tot zonsondergang bezocht kan worden.
Kloosterstraat 15 (Het Arsenaal)
Het Arsenaal Doesburg met de aangrenzende kapel behoorden tot het Grote Convent en werd gesticht als begijnhuis. In de eerste vermelding in de archieven (1334) wordt het omschreven als ‘Convent van St. Maria Opten Grave’ (klooster Mariëngraven). De bewoonsters krijgen in 1446 toestemming om zich aan te sluiten bij de Derde Orde van Sint Franciscus en het begijnhuis krijgt de status van klooster (Convent). Ten gevolge van de Reformatie worden alle katholieke mannelijke geestelijken gedwongen de stad te verlaten. Voor de zusters wordt echter een sterfhuisconstructie opgezet. Na de Reformatie wordt de stad Doesburg eigenaar van het complex. In 1733 komt het in militaire handen: de gebouwen aan de Kloosterstraat worden ingericht als kazerne. Het somber ingerichte gebouw wordt bestemd als Arsenaal.
Na jaren van leegstand met verschillende eigenaren is Het Arsenaal Doesburg weer volledig tot leven gekomen. Op 13 september 2014 wordt het heropend, maar nu als multifunctioneel gebouw waarin verschillende activiteiten plaatsvinden. De geschiedenis van het pand blijft in leven door de zichtbare oude bouwstijlen, authentieke balken en hoge plafonds op de begane grond. Vergeet niet te kijken in de historische kelders met nog de originele vijftiende-eeuwse gewelven.
In de historische kelders is op Open Monumentendag 2024 de publieksopening van het nieuwe bezoekerscentrum ‘Doesburg Vertelt’: een audiovisuele presentatie over de Doesburgse geschiedenis.
Koepoortstraat 2 (Stadsbierhuys De Waag)
De Waag, ook wel het ‘Hoge Huus’ genoemd, is het oudste bierhuis van Nederland (1478) en neemt een prominente plek in Doesburg in. In de voorgevel in Nederrijnse gotische stijl, met grote trappen en pinakels, bevinden zich prachtige korfbogen boven de ramen. In de kelder steunen de ribloze kruisgewelven in het midden op twee gemetselde vierkante pijlers, ze behoren nog tot het oorspronkelijke werk.
Iedere stad diende in vroegere tijden een ‘Waag’ te hebben waarop andere zgn. wagen geijkt werden. Deze Wagen waren openbare weeghuizen waarin de evenaars en balansen voor het officiële afwegen werden opgesteld. De goederen werden van gemeentewege gewogen. Boven de weegruimte bevonden zich vaak, net zoals in dit pand, zalen en/of ruimtes voor bestuursleden.
Uit archieven blijkt dat er op deze plaats al in 1389 een gebouw stond. In 1707 werd de oude gevel afgebroken en vervangen door een tuitgevel. Voor- en zijgevel kregen een pleisterlaag. Tot 1943 was De Waag eigendom van de gemeente Doesburg. In de Tweede Wereldoorlog deed het pand enige jaren dienst als distributiekantoor. De Stichting tot Instandhouding van goederen en rechten van het huis Bergh uit ’s Heerenberg kocht het pand in 1947. De herbouw in de oorspronkelijke Nederrijnse gotiek vond plaats 1947-1949, waarbij de pleisterlaag geheel werd verwijderd.
Koepoortstraat 42 (grote stadstuin )
Let op: dit huis is aan de binnenzijde niet te bezichtigen, maar de zeer grote tuin wel! Daar is ook goed de achtergevel met oude bouwsporen te zien. Tussen 11.00 en 15.30 uur speelt in de tuin het blaasorkest Com Cobre. De tuin is toegankelijk via het hek aan de Lindewal tussen nummer 26 en nummer 28.
Op het eerste gezicht lijkt Koepoortstraat 42 een huis uit de tweede helft van de negentiende eeuw. De gepleisterde voorgevel met sierelementen boven de ramen is typerend voor die tijd. Het huis achter de voorgevel is echter veel ouder.
Het deel van het huis links van de voordeur dateert uit ca. 1517. Aan de grote stenen die te zien zijn in zijgevel kun je dat aflezen.
Het deel rechts van de voordeur stamt uit ca. 1661 en was vermoedelijk tot ca. 1875 het koetshuis en/of een stal, maar werd toen verbouwd tot kamer met stucplafond.
Aan de achterzijde ziet het huis er volkomen anders uit. Het heeft een woonlaag meer en een uitbouw. De uitbouw stamt vermoedelijk ook uit ca. 1517, maar is in 1648 verbouwd en rond 1890 flink ingekort. Het brede vijf-raams deel van de achtergevel is in 1743 gebouwd.
Tot ca. 1870 had het huis een U-vormige plattegrond. De zijgevels van de gesloopte bouwdelen zijn blijven staan en vormen nu een schilderachtige erfgrens met beide buurpanden.
Kosterstraat 27
Let op: dit pand is geopend vanaf 12.00 uur in plaats van 10.00 uur!
Deze voormalige achttiende-eeuwse stadsboerderij heette begin negentiende eeuw De Limoen. Destijds was het pand in gebruik als herberg. Herbergier Willem Kelderman had hier ook een danszaal die druk bezocht werd door Jan Soldaat. En de limoen, waar het pand naar vernoemd werd, is een citrusvrucht die wellicht toegevoegd werd aan een van de drankjes...
Uit de archieven blijkt dat hier in 1851 een smederij gevestigd was. Waarschijnlijk heeft de smid de naam gewijzigd in De Lamoen. Lamoen is immers een oud woord voor een boomstel waartussen een paard wordt gespannen.
Tien jaar later (ca. 1860) vestigde zich hier een cichorei-fabriek. De cichorei-plant (de wortelstok) werd al in de Napoleontische tijd gebruikt als vervangingsmiddel voor koffie.
In de goede tijd werkten er in deze fabriek wel negen knechts. Tot 1950 is dit vervangings- of smaakverbeteringsmiddel voor koffie in zwang gebleven. Daarna werd de ons nog steeds bekende Buisman populair.
De voorgevel van Kosterstraat 27 stamt uit 1898, het pand werd in 1964 geheel gerenoveerd.
Lindewal / hoek Koepoortdijk (Theo Colenbranderplantsoen)
Als een kleurrijke sierschotel ligt het Theo Colenbranderplantsoen in de diepte van de voormalige stadsbewalling. Het plantsoen is geïnspireerd op de ontwerpen van, zo wordt gezegd, Nederlands eerste industrieel ontwerper; Theo Colenbrander (1841-1930).
De in Doesburg geboren kunstenaar trad op jonge leeftijd in dienst bij de Arnhemse architect Lucas Eberson, de latere chef-bouwmeester van Koning Willem III en won een prestigieuze architectuurprijs. Hij vertrekt naar Parijs om ervaring op te doen en raakt gefascineerd door de voor hem nieuwe vormentalen uit het Nabije en Verre Oosten.
Terug in Nederland lijkt een carrière als architect niet langer haalbaar en neemt hij in 1884 het aanbod aan om artistiek leider van de Haagsche Plateelbakkerij Rozenburg te worden. Gedurende de daaropvolgende vijf jaar bepaalt Theo Colenbrander in hoge mate de vormen en decors van deze keramiekfabriek.
Net als veel van zijn tijdgenoten beperkte hij zich niet tot één discipline, maar ontwikkelde zich ook tot ontwerper van boekbanden, tapijten en interieurs; gewaagd door abstracte vormen en vernieuwend bonte kleuren, veelal met de natuur als inspiratiebron. Hoewel het werk van Colenbrander door veel tijdgenoten nauwelijks werd gewaardeerd, waren kenners, zoals de schilder Hendrik Frederik Mesdag en zijn vrouw Stientje, fervente verzamelaars.
In streekmuseum De Roode Tooren kun je een permanente expositie over Theo Colenbrander bezoeken.
Meipoortstraat 32
Dit pand dankt de naam ‘Huis Schoonhoven’ aan een uit Schoonhoven afkomstige familie, waarvan een zoon in het huis een apotheek begon en het huis de naam ‘Schoonhoven’ gaf.
In de achttiende en eerste helft negentiende eeuw was het pand in gebruik als herenhuis. Omstreeks 1800 bouwde men een nieuwe, als een klassieke lijstgevel opgezette voorgevel met geblokte hoekpilasters. De deur kreeg een klassieke omlijsting in empirevormen.
De bijzondere Gelderse ‘Hanze Gotiek’ topgevel siert de L-topgevel van het pand (zijde Zandbergstraat) en is zijn soort de fraaiste die Doesburg bezit, nog ontstaan in de tweede helft van de zestiende eeuw.
Deze topgevel bezit nog een muizentandlijst, profiellijsten en versierde overhoekse bakstenen pinakels op de vlakke delen van de in- en uitzwenkende topgevel. Het afdak voor het hijsluik is een wat ouder element. In de gevel zijn nog sporen van boogvensters herkenbaar.
In 1926 werd het pand een café, bekend onder de naam De Bierbron. Eind jaren vijftig verkeerde De Bierbron in bouwvallige staat. Gelukkig werd het pand in 1974 gered en hersteld. Op de topgevel keerden de bekroningen van de overhoekse pinakels terug.
Verder verschenen op het dak weer de gesloopte dakkapellen met frontons en klauwstukken. De voorgevel werd zoals toen gebruikelijk weer voorzien van achttiende-eeuwse schuiframen, de jongere ramen in de zijgevel werden weggenomen en het metselwerk werd hersteld.
Meipoortstraat 39d (Openbaar Vervoer & Speelgoed Museum)
In de loop van 2021/2022 is het Openbaar Vervoer & Speelgoed Museum van Doetinchem naar het Gildehofje in Doesburg verhuisd. Tot in de jaren zestig van de vorige eeuw was dit een wat desolaat binnenterrein. Rechts achterin was een grote garage voor vrachtauto’s.
In de Meipoortstraat bevonden zich twee garagebedrijven: op nummer 23 Van der Kolk (in baksteen staat in de gevel nog ‘garage’) en op de hoek van het huidige Gildehof garage Donderwinkel.
Donderwinkel bouwde in die tijd een rijtje garageboxen aan de linkerzijde op het terrein achter zijn bedrijf. Er kwamen echter nieuwe milieuregels en uiteindelijk werden beide garagebedrijven sloten.
In de grote garage rechtsachter kwam een horecabedrijf, speciaal voor bussen met dagjesmensen, maar tegenwoordig is dit een gezellig café. De garages aan de linkerkant ondergingen een ware metamorfose: nu huizen er kleine winkeltjes met snuisterijen.
In de laatste twee winkeltjes en de voormalige azijnmakerij is het Openbaar Vervoer & Speelgoed Museum gevestigd. Aanvankelijk was het een museum over de geschiedenis van het openbaar vervoer, met name de GTW, de Gelderse Tramwegen in de Achterhoek.
Later is daar een collectie oud speelgoed bijgekomen, zoals spelletjes en poppenhuizen. Het speelgoed wordt gepresenteerd in vitrines die in nostalgische Dickensachtige omgeving zijn geplaatst.
Dit jaar is het thema van het museum: 'De Gelderse Tram door Doesburg’. Vanaf juni 1881 reed er door het centrum van Doesburg een stoomtram over het traject Dieren-Doesburg-Doetinchem. De tramdienst werd verzorgd door de Geldersche Tramweg Maatschappij. Op het traject reden zowel goederen- als personentrams. De laatste stoomtram reed op 31 augustus 1957 door Doesburg. De tramrails werden verwijderd, maar zijn nu nog in enkele straten door donkere stenen zichtbaar in de bestrating.
Speciaal voor Open Monumentendag 2024 is het museum toegankelijk tegen gereduceerd tarief.
Meipoortwal 1 (begraafplaats, poortgebouw)
In 1829 werd het begraven in de kerk (voor de rijken) en rond de kerk (voor de minder gegoeden) verboden. Plaatsen met meer dan duizend inwoners moesten buiten de bebouwde kom een begraafplaats aanleggen. Zo ontstond op een afgegraven bastion van de al niet meer in gebruik zijnde vestingwerken de algemene begraafplaats.
Het poortgebouw heeft een neoklassiek uiterlijk: vier halve zuilen eindigend in Dorische kapitelen en daarboven een architraaf waarop een fries met trigliefen (drie verticale strepen). Onder het dak bevindt zich een horizontale kroonlijst. Aanvankelijk werden de overledenen in dit poortgebouw opgebaard, later was er sprake van een koeling elders. Nu is het monumentale poortgebouw opslagplaats voor de plantsoenendienst.
De begraafplaats is in noordwestelijke richting steeds uitgebreid en nog in gebruik. Het poortgebouw en de cirkel oude graven erachter hebben de status rijksmonument. Ook de imposante rode beuk was een rijksmonument. Hij stond aan de oostkant van de cirkel, maar doorstond de tand des tijds niet. De stam echter werd een kunstwerk: drie rouwende mensen houden elkaar vast in hun verdriet.
Nieuwstraat 5-7 (kapelmuur)
Op deze plek stond de kapel van een nabij klooster: het Kleine Convent of Sint Catharine op den Berg. Het nonnenklooster ontstond in 1430 en behield zijn functie tot 1572. Doesburg was toen nog in Spaanse handen, maar de Staatse troepen veroverden de stad. Ze werden snel weer verslagen door de Spanjaarden, maar in 1586 namen de Staatse troepen de stad opnieuw in. Doesburg was daarna voorgoed in Staatse handen en het protestantisme werd staatsgodsdienst.
Die troepen onder Leicester – van je ‘vrienden’ moet je het niet hebben – plunderden en vernielden. Ze richtten hun agressie ook op dit klooster: de nonnen werden verdreven (het kon nog erger) en hun klooster verwoest. De kapel werd gespaard, maar stond daarna leeg. In 1668 was de kapel in verval, veel materiaal was al elders hergebruikt en wat restte werd afgebroken. De noordmuur echter was perceelsgrens geworden en bleef behouden. Kijkend vanaf de garage sta je in de kapel. De muur eindigt rechts, maar buigt daar al wat naar je toe: daar was het koor.
In de jaren tachtig van de vorige eeuw dreigde de muur volledig in verval te raken. De Stichting Stadsherstel had tot dan huizen in slechte staat aangekocht, met veel subsidie gerestaureerd en met flinke winst verkocht. In 1993 besloot zij ‘om niet’ deze muur zodanig te restaureren dat verder verval werd uitgesloten. Zo werd deze ruïne ‘verduurzaamd’.
De garage laat op Open Monumentendag 2024 de kapelmuur vrij voor bezichtiging en als je het poortje doorgaat zie je de andere zijde van deze muur: van daar liepen, vijfhonderd jaar geleden, de nonnen vanuit hun klooster de kapel in om de mis te bezoeken, hun kapel.
Nieuwstraat 13
Deze voormalige stadsboerderij heeft een langgevel-opzet; de nok van het dak loopt parallel aan de straat. Het linkerdeel van het gebouw, met de grote schuurdeuren, deed dienst als ‘deel’. In het rechterdeel is het woonhuis gesitueerd. Bijzonder is het hooiluik boven de voordeur. In de twintigste eeuw is de voorgevel gemoderniseerd en is het stalraam geplaatst. In de jaren 2020-21 is dit rijksmonument schitterend gerestaureerd en werden de oorspronkelijke kleuren (crème wit en rijtuiggroen) weer toegepast. Ook zijn de oorspronkelijke voordeur en het schuifkozijn rechts in oude staat hersteld.
De Nieuwstraat ligt in een hooggelegen deel van de oude stad, in vroeger tijden ook wel aangeduid als ‘Op den Bergh’. Van oudsher stond er een lange rij huizen aan de westelijke zijde van de straat welke grotendeels als bijgebouw fungeerden van de grote herenhuizen aan de Koepoortstraat.
Tot 1885 behoorde deze voormalige stadsboerderij bij het kapitale pand Koepoortstraat 44, waar later het kantongerecht werd ondergebracht. In de enorme achtertuin stond een koeienstal en tot ongeveer 1950 werden de koeien dagelijks via deuren van de deel de straat op geleid om vervolgens door de ‘Koepoort’ de stad te verlaten en te weiden op de stadsweiden buiten de stadsmuur.
Ooipoortstraat 52 (Ooipoortkerk)
De Gereformeerde kerk is opgezet als eenvoudige zaalruimte zonder toren en sober van uitvoering. Het pand dateert van 1896 naar ontwerp van de Doesburgse architect H.C. Bloemendaal en wordt gebouwd voor fl. 4.025.
In 1954 wordt de kerkzaal uitgebreid met een nieuwe zaal. Bij deze verbouwing verdwijnt het historische houten gewelf achter een zachtboardplafond. Rond 1971 koopt de Christelijke Gereformeerde Kerk het gebouw. In 2013 gaat deze kerk een samenwerking aan met de Nederlandse Gereformeerde Kerk. Het kerkgebouw krijgt nu de naam ‘Ooipoortkerk’. In 2015 volgt een ingrijpende restauratie en herinrichting naar een plan van Gerrit Bouwhuis.
De voorgevel is opgezet in sobere neorenaissancestijl. In het verhoogde middendeel bevinden zich drie slanke, gedecoreerde rondboogvensters met blank glas gevat in gietijzeren ramen.
De twee lagere geveldelen hebben elk een slank rondboogvenster, deze geveldelen sluiten af met een gietijzeren bakgoot. De zijgevels bezitten vensters met gekleurd glas-in-lood. Het hoog oprijzend schilddak is afgedekt met platte Friese dakpannen.
De kerkzaal is één grote ruimte en telt vier traveeën. De kapconstructie met het houten spiegelgewelf is weer zichtbaar gemaakt en geheel hersteld. Het verhoogde achtergedeelte van de kerkzaal is in gebruik als liturgisch centrum. De achterzijde heeft een voorzetwand met daarin opgenomen een houten kruis.
De nieuw ontworpen meubels zijn gemaakt van de voormalige houten kerkbanken. Op de voorzijde van de preekstoel bevindt zich een verwisselbaar glaspaneel (antependium) in de kleuren wit, rood, paars en groen, elk met een symbolische betekenis.
Op de galerij staat een eiken pijporgel van Verschueren Orgelbouw (ca. 1960), voorzien van twee manualen en pedaal.
Tijdens Open Monumentendag 2024 zal hier tussen 17 en 18 uur de feestelijke afsluiting met de uitreiking van de Snappenburg de Vriesprijs plaatsvinden. Doesburgs burgemeester Loes van der Meijs zal deze prijs persoonlijk aan de winnaar overhandigen.
Ooipoortstraat 58-60 (De Swarte Ram, woonhuis)
Dit forse huis met zijn negentiende-eeuwse voorgevel staat bekend als ‘De Swarte Ram’. Deze naam wordt al gebezigd in een oude hypotheekakte uit 1600. De gevel heeft rechts een fraaie winkelpui. De eenvoudige empirearchitectuur heeft als rijkste element de klassiek vormgegeven ingangspartij met geblokte pilasters en hoofdgestel. Deze harmonische gevel uit 1860 verbergt een huis dat een eeuwenoude geschiedenis kent.
De reeds genoemde winkelpui stamt uit ca. 1910: bakker W. Hall had hier zijn bakkerij gevestigd. Wellicht vanwege ruimtegebrek werd na verloop van tijd een aparte bakkerij in de tuin gebouwd.
Bij binnenkomst valt op dat een dikke bouwmuur twee middeleeuwse bouwdelen scheidt. Links van die muur bevindt zich een smal gedeelte met een opkamer boven een hoog gelegen tongewelfkelder, die ook bezichtigd mag worden.
Al in de veertiende eeuw was het perceel waar dit monument op staat, al bebouwd met twee huizen aan de straatzijde. Vanaf 1343 komt het binnen de stadsmuren te liggen. In dat jaar gaf graaf Reinald namelijk toestemming om de reeds ommuurde stad uit te leggen en te voorzien van nieuwe muren, poorten en grachten.
De Ooipoortstraat dankt zijn naam aan het feit dat deze straat vroeger naar stadsweide ‘De Ooi‘ voerde. Oorspronkelijk waren deze stadsweiden gemeenschappelijk bezit van alle burgers van Doesburg. Als gevolg van de bevolkingstoename moesten burgers het zogenaamde ‘grootburgerrecht‘ verwerven tegen betaling. Pas dan mochten zij drie melkkoeien laten grazen op deze stadsweiden.
Paardenmarkt (kruidentuin)
Een grasveldje was het, een veldje waar de jongens uit de buurt een balletje schopten en buurtbewoners hun hond uitlieten. Een plekje aan de Paardenmarkt in het historische centrum van Doesburg, pal naast het mooie eeuwenoude ‘Vicarissenhuis’. Maar in 1993 gebeurde er iets...
Een paar Doesburgers hadden een droom: het grasveldje veranderen in een kruidentuin. Zij richtten de ‘Stichting Vrienden van de Kruidentuin’ op, slaagden erin het gemeentebestuur enthousiast te maken, kregen de gemeentegrond te leen en begonnen aan de klus.
Aan de hand van een zelfontworpen schets werd een aanvang gemaakt voor het aanleggen van de tuin.
Het eerste idee was al briljant: de met de hand gestoken plaggen van het grasveld werden gestapeld tot een zodenbank. Meer dan duizend buxusstruikjes werden geplant in een geometrisch patroon dat aan de tuinen van oude landgoederen deed denken.
Rozenstruiken vonden langs de muren een plaats en de vele geplande kruidenplanten kregen ook hun plek. Daarna kon het alleen nog maar completer en mooier worden. Uiteindelijk werden er zelfs comfortabele tuinzitjes geplaatst, waar met mooi weer bezoekers hun lunchpakket kunnen nuttigen.
Wie iets van kruiden weet, zal tijdens het rondwandelen in de tuin, aardperen, muntsoorten, barbarakruid en mierikswortel herkennen. Maar kennis is niet nodig om te genieten van deze mooie en altijd boeiende tuin, die in stand wordt gehouden door de Vrienden van de Kruidentuin.
Roggestraat 2 (Stadhuis)
Het huidige stadhuis bestaat uit vier delen: het oude Schepenhuis (Koepoortstraat/Roggestraat), Hof Gelria (Koepoortstraat), het Wijnhuis (Roggestraat/ Ph. Gastelaarsstraat) en de nieuwbouw in oude stijl (Ph. Gastelaarsstraat).
Bij het Schepenhuis, het Wijnhuis en Hof Gelria zijn duidelijke kenmerken aanwezig van Nederrijnse baksteen gotiek met trapgevels, korfbogen en (deels) pinakels. De Bentheimer zandstenen poort aan de Roggestraat is de ingang voor officiële gelegenheden, zoals trouwerijen. In de achtergevel van het Wijnhuis is de oorspronkelijke ingang in de dichtgemetselde gevel nog te zien.
In 1237 kreeg Doesburg stadsrechten. Het stadhuis stond toen al op de huidige plaats. In 1389 werd het afgebroken en opnieuw opgebouwd; het oude Schepenhuis. In 1420 verrees achter het Schepenhuis het Wijnhuis.
In 1663 werden beide panden met elkaar verbonden. Toen ontstond de hal, die vroeger wandelplaats was. De huidige raadszaal fungeerde als gerechtshof. De raadszaal kreeg een fraaie schouw met een boezem met de voorstelling van het Salomonsoordeel in stucwerk, uitgevoerd door Robert Middewinter.
De spreuk op de schouw verwijst nog naar de rechtspraak: ‘Dit huis haat vijandschap, straft de misdaad, bemint de vrede, bewaart de rechten en eert de rechtvaardigen’.
In 1813 en 1938 vonden grootschalige restauraties plaats. In 1969 werd Hof Gelria bij het stadhuis gevoegd. De nieuwbouw kwam gereed in 1996.
Roggestraat 9-13 (streekmuseum ‘De Roode Tooren’)
Dit grote hoekpand dateert uit ca. 1790 en deed dienst als een voor die tijd moderne en ruime gevangenis. In het oostelijk deel bevonden zich zes cellen; drie boven en drie beneden. Slechts de tralies herinneren aan deze bestemming van het gebouw.
In veel middeleeuwse steden werden gevangenistorens ook wel ‘Roode Toorens’ genoemd. Waarschijnlijk werd met ‘rood’ echter niet de kleur van baksteen bedoeld, maar de kleur van bloed.
In 1673 bliezen de Franse troepen in Doesburg de stadspoorten op, compleet met de nog aanwezige muren en torens. Doesburg zat toen zonder gevangenis, zonder ‘Roode Tooren’. Aanvankelijk kon de ruimte onder het stadhuis dienstdoen als gevangenis.
In 1707 werd het pand op de hoek van de Kleine Kerksteeg en de Roggestraat aangekocht en verbouwd als gevangenis. In de volksmond heette het al snel ‘De Roode Tooren’. Maar nog geen tachtig jaar later was het pand zo bouwvallig, dat er geen gevangenen meer ondergebracht konden worden.
De boel werd gesloopt, het ernaast gelegen pand werd aangekocht en in 1789 verrees er een nieuwe gevangenis. Behalve de zes cellen bevonden zich hier ook een woning voor de cipier, een examineerkamer en een gijzelkamer. Pas in 1889 werd het ‘kantonaal huis van bewaring’ opgeheven.
In 1890 vond een grondige verbouwing plaats. De gemeente had besloten de voormalige gevangenis in te richten als ‘politiewacht met woning van den hoofdagent’. De politie verliet het pand in 1975 en hiermee verdwenen ook de laatste twee cellen!
Nu huist het streekmuseum in het pand: na een verbouwing werd in 1977 museum ‘De Roode Tooren’ feestelijk geopend. In het pandje waar momenteel de ingang is (nummer 13), bevond zich vroeger een koosjer slagerijtje. Na de Tweede Wereldoorlog vestigde zich er een poelier en daarna een winkel met hengelsportartikelen. In 1987 is dit pandje gerestaureerd en bij het museum gevoegd.
Roggestraat 12 (goud- en zilversmederij Blok)
Dit zeventiende-eeuwse pand heeft een negentiende-eeuwse voorgevel, destijds was er al een ingang in het midden van dit winkelpand. Het pand is waarschijnlijk gebouwd als woonhuis met oorspronkelijk een schilddak. Rond 1800 werd het bestaande schilddak vervangen door een mansardekap (geknikt dak). Het huis kende een variëteit aan bewoners: onder andere een smid (ca. 1815) en een dienstmeid (1832). In de twintigste eeuw werd het vooral gebruikt als winkel/woonhuis. Voor de Tweede Wereldoorlog was er een Joodse slagerij in gevestigd; de granitovloer dateert uit deze periode.
Voor het pand liggen twee struikelstenen met de namen van de vroegere Joodse bewoners: Abraham Meijers en Johanna Meijers-Walg. Struikelstenen zijn gedenktekens voor de woonhuizen van mensen die door de nazi's zijn verdreven, gedeporteerd of vermoord.
In de jaren 1980-1984 vond ‘De Vlinderboom’, een vrouwenbeweging die was voortgekomen uit de Rode Vrouwen van de PvdA/Doesburg), hier onderdak. Daarna was het pand een atelier van een beeldend kunstenaar.
Sinds 1993 wonen en werken goud- en zilversmeden Annet en Marcel Blok in dit pand, de begane grond is ingericht als atelier/verkoopruimte. Annet maakt unieke sieraden met en zonder edelstenen, Marcel ontwerpt en vervaardigt objecten en zilverwerk. Dikwijls worden in overleg met klanten objecten of sieraden ontworpen en vervaardigd.
Turfhaven 1 (Loc 17)
Deze oude havenloods is gebouwd voor de overslag van goederen tussen de scheepvaart en het regionaal stoomtramvervoer naar Doetinchem en Dieren. Later werd de tramlijn doorgetrokken naar Arnhem. Gedurende de jaren 1920 en 1930 nam het regionale goederenvervoer per smalspoorverbinding flink toe.
Om aan de groeiende behoefte aan overslagruimte te voldoen, is in opdracht van de GTM (Gelderse Tramweg Maatschappij) vermoedelijk in 1932 de loods aan de Turfhaven gebouwd, compleet met een 32tons portaalkraan aan de kade. Deze werd in 1938 vervangen door twee moderner exemplaren, de huidige portaalkraan op de kade is in 1970 opgeleverd.
Nadat het goederenvervoer per stoomtram werd gestaakt, werd ten oosten van de loods een betoncentrale gevestigd, later Beton Centrale Doesburg geheten, die de loods gebruikte voor de opslag van grondstoffen. In 2010 stopte de betoncentrale zijn activiteiten en kwam het historische haventerrein ter beschikking. Na tien jaar heeft de schitterende havenloods Loc 17, de naam voor de tramlocomotief die Doesburg als standplaats had, eindelijk een nieuwe functie.
In het interieur van Loc 17 vind je fraaie metalen spanten. De huidige eigenaar heeft er een spiegeltent geplaatst. Kenmerkend voor de loods zijn ook de opvallende groene schuifdeuren, gemaakt van Douglasbalken. Vanaf het terras van Loc 17 heb je mooi uitzicht over de IJssel en de in 2015 herstelde Turfhaven, een indrukwekkend stukje industrieel erfgoed.
Veerpoortstraat 14-18 (Van Brakellhofje)
Oorspronkelijk bevond zich op dit terrein tussen de Veerpoortstraat en de Waterstraat een huis van de Broeders van het Gemene Leven, die in 1426 uit Zwolle naar Doesburg waren gekomen.
Toen deze Fraters het huis in 1446 verlieten, kreeg het een bestemming voor armlastige weduwen, voor wie een weldadige stichting in het leven werd geroepen. Het poortje links naast Veerpoortstraat 20, het zogenaamde Saterspoortje, gaf toegang tot dit Weduwenhuis. Aan de westkant van het hofje is nog steeds een muur van het Weduwenhuis te zien.
In 1811 werd het Weduwenhuis verplaatst en kwam het huis in bezit van stadscommandant luitenant-kolonel W. de Vaynes van Brakell, wiens geslacht afkomstig was uit de Franse regio Dauphiné. In 1813 bracht hij, met gevaar voor eigen leven, de Franse bezetters tot bedaren door een kolonelshoed met de Franse kokarde (een onderscheidingsteken in de nationale kleuren op hoed of muts) op te zetten, waarmee hij een beroep deed op het Franse eergevoel. Hij voorkwam de plundering van de stad en werd de naamgever van het hofje.
In 1870 werd achterin op het terrein een rooms-katholieke jongensschool gevestigd. Het hekwerk met de bakstenen pijlers aan de straatkant behoorde bij deze school, die in 1971 werd afgebroken ten gunstige van het huidige Van Brakellhofje.
Tussen 1964 en 1967 werd voor pand nummer 18 een sloopvergunning aangevraagd, maar deze werd geweigerd. Ongeveer in dezelfde periode werd Veerpoortstraat 14 onbewoonbaar verklaard. Op het voormalige schoolterrein werden de huizen Veerpoortstraat 14a, 14b en 14c gebouwd, waardoor een hofje ontstond. De kastanjebomen en het toegangshek bleven staan.
Het Van Brakellhofje behoort tot de Gestichten Doesburg.
Veerpoortstraat 20 (ommuurde stadstuin)
Dit huis is helaas niet opengesteld, maar u bent van harte welkom in de intieme stadstuin, die bereikbaar is via het gemetselde poortje links van het huis. In de poortboog zie je een zandstenen sluitsteen, versierd met een gebeeldhouwde saterskop uit de zeventiende eeuw. In de gang of steeg naar de tuin zijn ook de zeer fraaie korfboognissen van de zijgevel van Veerpoortstraat 22 te zien.
Veerpoortstraat 20 is opgezet als dwarshuis met een verdieping en een hoog oprijzend zadeldak tussen bakstenen puntgevels aan de zijkanten. De voorgevel heeft de in Doesburg veel voorkomende opzet van een gepleisterde lijstgevel met vensters en voordeur in empiretrant.
De details van de schuiframen met hun slanke roeden en de omlijstingen, alsmede de vormgeving van de deur, dateren uit 1850-1860. De steile helling van de kap duidt echter op een hogere ouderdom.
Bovendien is het metselwerk van de puntgevels met vlechtingen langs de schuine zijden zeventiende-eeuws van karakter.
Vermoedelijk bezat het huis oorspronkelijk geen verdieping, ten hoogste een lage insteekverdieping. De hoogte van de huidige begane grond is voor een zeventiende-eeuws huis namelijk te laag te noemen. In 1819 vormde dit huis al een zelfstandige kavel. De gang bestond toen al en verleende toegang tot het voormalige Weduwenhuis, dat op de plek stond van het huidige Van Brakellhofje.
Veerpoortstraat 40
Dit woonhuis is deel van een oude stadsboerderij. Tijdens de restauratie van de oude binnenstad van Doesburg is deze stadsboerderij verbouwd tot twee woningen: één aan de Veerpoortstraat en één aan de Korte Veerpoortstraat.
Het pand heeft een zestiende-eeuwse kern, maar is waarschijnlijk ouder (getuige de vorm van de rechterzijgevel met zijn oude muurankers). Al in 1606 wordt er in verkoopakten over dit pand gesproken. In de zeventiende eeuw staat het bekend als ‘Orangienboom’.
Veerpoortstraat 40 heeft een trapeziumvormige plattegrond, twee bouwlagen en een hoge, steile kap. De nok loopt evenwijdig aan de Korte Veerpoortstraat en het dak is gedekt met Oudhollandse pannen.
De gemetselde voorgevel is aangebracht onder een geprofileerde architraaflijst, een glad fries en een geprofileerde kroonlijst met bakgoot. De vensters met zware kozijnen hebben zesruits T-schuiframen.
Rechts naast de woning is destijds een pand gesloopt. In de huidige schuur zijn bakstenen verwerkt van een gesloopt kerkje uit Didam (1978/1979).
De gepleisterde zijgevel laat duidelijk ankers zien van de balklagen (vloeren). Ook hier is sprake van vensters met zware kozijnen en schuiframen.
De Hoge Linie
De vestingwerken van Doesburg bestaan uit de Hoge en de Lage Linie.
Deze linies zijn rond 1700 ontworpen door de vestingbouwer Menno van Coehoorn, grotendeels aangelegd in de periode 1700-1730 en daarna verder uitgebreid en aangepast.
In 1966 krijgen de linies de status van rijksmonument, vanaf 1968 worden ze beheerd door Staatsbosbeheer.
Op de Lage Linie kun je vrij op de paden wandelen, de Hoge Linie is niet vrij toegankelijk. De Hoge Linie ligt in een open en landelijk gebied aan de oostkant van Doesburg.
Dit deel van de vestingwerken bestaat naast wallen, droge grachten, doorgangen, batterijen en hagen uit hellingbanen, open schootsvelden en een zogenaamd terreplein; het vlakke terrein tussen de linies en de stad.
De Hoge Linie is hoger en zwaarder gebouwd dan de Lage Linie, het was namelijk aannemelijk dat Doesburg vanaf deze kant zou worden aangevallen. In het verleden zijn op de Hoge Linie ook schietbanen aangelegd; lange, open verbindingen dwars door de grondwallen.
Die schietbanen bestonden onder andere uit waarnemingsposten en kogelvangers. Ook deze later toegevoegde schietbanen zijn een onmiskenbaar onderdeel van de geschiedenis van de Doesburgse vesting. Vrijwilligers van Staatsbosbeheer zorgen ervoor dat een deel van het vestingwerk van buitenaf goed zichtbaar is. Op verschillende punten staan panelen met informatie over de historie én natuur.
Tijdens Open Monumentendag 2024 gaat de Hoge Linie wél open, er vinden meerdere rondleidingen plaats, zie ook het programma. Vooraf reserveren bij de VVV!
Nieuwsgierig naar de historie van zowel het vestingwerk als de vestingstad Doesburg door de eeuwen heen? Kijk dan op: www.vestingdoesburg.nl.
Sluizencomplex
Doesburg is ontstaan op een hoog rivierduin. Hier mondt de Oude IJssel in de IJssel uit.
In de loop der eeuwen bloeide de handel in deze IJsselstreek op. De rivieren waren hierbij van groot belang. Kleine steden als Doesburg pikten hiervan een graantje mee.
In 1343 was er zelfs een flinke stadsuitbreiding waarbij de uitlopers van de Oude IJssel niet langer als stadsgracht fungeerden en de stad met minder overstromingen te maken kreeg.
Vanaf de vijftiende eeuw kreeg de IJssel te maken met ernstig watergebrek en verzandde de IJssel ter hoogte van Doesburg. Het einde van de Hanzebloeiperiode was een feit.
Het sluizencomplex opende in 1952 haar sluisdeuren.
Ir. R. Verloren van Themaat was verantwoordelijk voor de bouw van de sluis en de kanalisatie van de Oude IJssel.
Het was een flinke investering om de Oude IJssel beter bevaarbaar te maken en het toenmalig naoorlogse Ministerie van Oorlog ( MVO) gaf de toestemming voor de bouw.
Het betreft hier het type ´Schutsluis’, ook wel ‘Verlaat’ geheten, met een lengte van 59 meter en breedte van 8 meter.
Vlakbij het sluizencomplex staat een zogenaamde Schotbalkenstelling. Het op het eerste oog onopvallende gebouwtje heeft een belangrijke geschiedenis. De Schotbalkenstelling hoorde in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw namelijk tot de verdedigingswerken van de IJssellinie.
Waterschap Rijn en IJssel houdt de stelling als aandenken aan de Koude Oorlog.
Vispassage
Door de aanleg van stuwen, sluizen en gemalen zijn overal ter wereld barrières ontstaan en kunnen vissen de rivieren en beken niet meer bereiken. Vispassages zorgen ervoor dat vissen een barrière kunnen passeren en stapsgewijs om een stuw of gemaal heen zwemmen.
Sinds september 2019 legt de grootste vispassage van Nederland, in Doesburg, de waterweg naar de Oude IJssel open voor allerlei soorten vissen.
Zij kwam tot stand op initiatief van: Waterschap Rijn en IJssel, Rijkswaterstaat, gemeente Doesburg, provincie Gelderland en Watersportvereniging Oude IJssel.
De vispassage in de monding van de Oude IJssel in de Gelderse IJssel is bijzonder vanwege het grote hoogteverschil, oplopend naar vijf meter, in combinatie in een grote variatie in waterstanden.
Vissen kunnen nu tot ver in Duitsland zwemmen en hun paaigebied bereiken om zich voort te planten.
De vispassage in Doesburg bestaat uit een metalen bak met daarin schotten. In elk schot zit een opening waardoor een aantal oplopende kamers ontstaan, 54 om precies te zijn, steeds een beetje hoger.
Het water stroomt door deze metalen bak met een constante snelheid om de vissen te lokken. Een zoetwatervis zwemt namelijk het liefst tegen de stroom in.
De ondergrondse bezoekersruimte op het terrein is uitsluitend toegankelijk tijdens een rondleiding, vooraf te reserveren bij de VVV. Zie ook het programma.
Doesburg Vertelt
Bezoekerscentrum 'Doesburg Vertelt' opent op Monumentendag de nieuwe canon van Doesburg en presenteert bovendien een buitencanon. Wij werken deze dag samen; er zijn op diverse plekken in de stad vertellingen over de historie van Doesburg.
Meer informatie: www.doesburgvertelt.nl.
Bezoek Doesburg
Neem ook een kijkje op de toeristische website van Doesburg: Open Monumentendag 2024 (bezoek-doesburg.nl).